Het is een doodgewone vrijdagmiddag en we zitten in de trein. Maar voor ons is deze vrijdag niet zo doodgewoon. Af en toe wissel ik een blik met Femke uit om vervolgens een zenuwachtige kreet te slaken. Jannick probeert vroegtijdig zijn concurrentie uit te schakelen door ontmoedigende woorden te spreken. Begrijpelijk dat hij bang is om te verliezen van ons ijzersterke team.
Eenmaal aangekomen bij het sportcentrum in Eindhoven adopteren we Michiel van Yeti. We zijn compleet! Wat een team!
Ik kijk om me heen, op de grond zitten mensen van verschillende klimverenigingen die net zo gek zijn als wij. ‘Waarom zou je hier toch vrijwillig aan mee doen?’ vraag ik me af. Mensen zijn curieuze schepsels. We wachten (on)geduldig op het einde van de uitleg. We verzamelen bij de startboog. Onze ogen gesloten, onze ademhaling versnelt. Hier en daar doen mensen stiekem hun ogen open. DAN GAAT DE WEKKER, HET STARTSEIN VOOR DE PROLOOG IS GEGEVEN. We rennen met zijn allen als een kudde opgejaagde schaapjes richting de eerste envelop.
Als we al onze alpiene materialen verzameld hebben en de proloog eindelijk hebben afgerond krijgen we twee grote kaarten en de coördinaten van de eerste etappe. Femke en Michiel storten zich op de eerste kaart en beginnen met het intekenen van de punten. Ik zit er vol verwachting naar te kijken. Nu gaat het echt beginnen!
Als we de kaarten zorgvuldig opgevouwen hebben en in de kaarthouder van Daphne gestopt hebben, stappen we op onze mountainbikes en scheuren we het fietspad af. Helmen op, hoofdlampen daarop geplakt (lang leve ducttape) en met hopelijk genoeg laagjes kleding om de barre nacht die ons te wachten staat te overleven. Met stralende ogen en de wind in onze haren. Deze mountainbikes zullen onze beste vrienden zijn de komende 20 uur, en mijn relatie met die van mij begint hartstochtelijk. Ik geniet!
Een paar uur later daalt de werkelijkheid echter al op ons neer: we zijn verdwaald. En we blijven maar verdwalen. Ik denk terug aan vroegere tijden, wanneer mijn ongeruste ouders en zus wanhopig naar mij op zoek waren omdat ik mijn vriendinnetjes met me mee nam op avontuur, om de weg nooit meer terug te kunnen vinden. Maar hoe leuk ik verdwalen meestal ook vind, vandaag is dat toch een beetje anders. We moeten nog zo ver. En we moeten nog zo lang. En we moeten nog zo veel.
We proberen de moed erin te houden en dat gaat wel aardig. Een paar vriendelijke doch strenge telefoontjes met de organisatie leveren ons uiteindelijk de juiste locatie op. Echter hebben we geen tijd meer voor de special task, en dus zijn we niet geslaagd voor deze etappe. Spijtig, maar zo zij het.
Bij het volgende wisselpunt komen we weer te laat aan. We kunnen de special task nog doen, maar we missen een loopetappe. Het maakt ons niet zoveel uit want we krijgen een kopje warme, kruidige soep in onze handen gedrukt. En een snelcursus navigeren, ook niet misplaatst. Met nieuwe moed stormen we de stormbaan over. Go team!
Vanaf dit moment gaat het wat beter. We genieten van onze nachtelijke avonturen op de mountainbike. We beseffen ons hoe bijzonder het is wat we aan het doen zijn, als we midden in de nacht over een mistig bospaadje racen, met de maan die op ons neerkijkt en ons bemoedigend toeschijnt. We lachen en we praten. Ik componeer met Femke een esthetisch meesterlied over de route die we moeten volgen. ‘Die vierde brug, de vierde brug, daar moeten we naar rechts, naar rechts, tralalaa’. Het leven is mooi!
De duisternis om ons heen lijkt zich voorlopig nog niet terug te willen trekken. Maar met onze hoofdlampjes kunnen wij de hele wereld aan. We komen zelfs als een van de eersten aan bij het volgende wisselpunt. Trots dat we zijn!
Na een tandemfiets-hardloop etappe, nog een special task en een korte pauze lopen we maar weer eens naar onze fietsjes. Ik kijk naar mijn eerder zo geliefde mountainbike en besef me dat onze relatie nu toch echt wel een haat-liefde relatie begint te worden. Achterin mijn hoofd zit een stemmetje dat zich begint te verzetten als ik me op het zadel hijs. Regendruppels vallen op ons neer. Het is nog altijd donker. De maan is ook niet meer te zien, die verstopt zich achter de wolken.
Maar hoop is nabij. Want als we deze mountainbike etappe afgerond hebben, komen we aan bij een riviertje. EEN RIVIERTJE! Mijn hart begint sneller te kloppen en een lach breekt door op mijn koude gezicht als we ons realiseren wat dat betekent. De etappe waar ik al de hele tijd op zit te wachten!
Als mijn gezicht oplicht, besluit de hemel mee te doen en ook op te lichten. De zon komt op achter de wolken en verspreidt daarmee een grijs licht. Het eerste licht van de hele race. Alsof dat nog niet genoeg is, krijgen we ook nog eens een WARME PANNEKOEK! Mijn geluk kan niet meer op. We smikkelen en smakkelen.
Dan is het moment daar, we tillen een kano op en gooien hem het water in (oké, in werkelijkheid was het meer een soort moeizaam schuiven). Michiel en ik gaan alvast vooruit. Eerst een stukje tegen de stroom in, maar het grootste stuk is met de stroom mee. En de zon, die eerst voorzichtig om de wolken heen keek, besluit dat het tijd is om helemaal door te breken! Ik trek spontaan de helft van mijn kleding uit en mijn lach is niet meer van mijn gezicht te krijgen. We manoeuvreren de kano door de bochten van de rivier (en af en toe raken we de kant even aan, geheel opzettelijk natuurlijk). Het is een fantastisch mooi gebied. Ik vind het zelfs niet erg dat ik mezelf per ongeluk de hele tijd nat spetter, of dat Michiel zoveel beter is in kanoën dan ik ben. Af en toe blijven we even wachten op Femke en Daphne, en dan leunen we tevreden achterover in ons dobberende bootje.
Helaas, wie A zegt, moet ook B zeggen, en als we aangekomen zijn moeten we natuurlijk ook weer terug. Verdrietig kijk ik naar ons bootje als hij weer ingeladen word. De volgende etappe is een step-loop etappe. Steppen! Dat klinkt toch wel leuk, eigenlijk.
Het steppen blijkt toch vrij zwaar te zijn. En het hardlopen gaat me ook al niet te best af. Daphne en Michiel gaan gestaag door, maar Femke en ik storten een beetje in en we wagen ons aan het energie-gelletje dat we gekregen hadden. Vieze gezichten trekkend weten we het naar binnen te krijgen. Voor mij is het afzien nu wel zo’n beetje begonnen. ‘Maar dat is oké,’ zeg ik tegen mezelf. Want dat hoort erbij.
We komen als een van de laatsten aan bij het wisselpunt en vertrekken ook als laatste. Nog één bike etappe te gaan. Alles doet pijn. Maar we zijn er bijna. En we hebben het al zover gered. ‘Doorgaan nu,’ denk ik. ‘Hup, je kan het wel.’
Ik neem de kaarten peinzend over, zodat we allemaal een stuk genavigeerd hebben. Angstig denk ik aan mijn verdwaaltalent. We komen er al snel achter dat we inderdaad verkeerd zijn gefietst. Beschaamd sla ik mijn ogen neer.
Maar dan zitten we weer op de goede weg. We zijn bijna terug in Eindhoven! Naambordjes geven de route aan. We houden nog een pauze langs de kant van de weg en dwingen onszelf wat eten naar binnen te werken. Met hernieuwde energie gooien we onze pijnlijke lichamen weer op onze mountainbikes. Het avontuur is nog niet voorbij, we moeten nog over een hek heen klimmen om bij een centraal punt te kunnen komen. En dan nog een stukje fietsen. Nog een klein stukje…
Nog een klein stukje…
En…
We zijn er! In Eindhoven. Het fietsen zit erop. Ondanks mijn opluchting als ik van mijn mountainbike af mag stappen, voel ik mijn hart een klein beetje breken als ik hem af moet geven. Vaarwel, mijn vriend. Het ga je goed.
Na de laatste special task, die Michiel op zich neemt, en het intekenen van de laatste coördinaten, gaan we op weg voor onze laatste etappe. Een hardloop etappe. Voor ons betekent dit alles geven om nog een beetje snel vooruit te kunnen komen. Onderweg krijgen we een biertje geserveerd. Dat doet me goed!
We zetten door, stap voor stap, voet voor voet, dan weer wat sneller en dan weer wat langzamer. De blessures van Femke maken het ons wat lastiger om op tijd binnen te komen. De klok tikt en wij zijn nog steeds aan het lopen.
En dan zien we het sportcentrum! Juichend komen we binnen. Één minuut over zes. Maar we zijn trots. We geven elkaar high fives en lachen een ontladende lach. We zijn er. Het is voorbij!
De volgende dag ben ik alweer vergeten hoe verschrikkelijk het was. Ik weet alleen nog dat ik genoten heb. En volgend jaar? Dan gaan we natuurlijk gewoon weer!